Lieve Francesca Woodman,
Vanmorgen pakte ik mijn analoge Olympus-camera van de plank in mijn atelier. Het dunne streepje rubber aan de rand laat los. Het bekraste lenskapje beschermde het objectief in mijn rugtas. Ik dacht aan jou en onze ontluikende liefde voor fotografie in die turbulente tienerjaren. Ook ik ontving als pubermeisje een camera van mijn vader. Vaders die dochters een fotocamera geven, lijkt me een unieke familietraditie voor vele generaties lang!
Jouw lichaam vormde het startpunt in jouw werk. Naakt, bedekt met voorwerpen of in een jurk met rafelranden en stippen. Ik zie je en toch ook niet. Een deel van jou is verborgen achter een object of je lange haren. Je kijkt weg van de camera of met een sluikse blik, alsof je ontkent dat ik naar je kijk.
Je lijf is soms een vage streep, een vlek die iemand wilde wegvegen. De beweging in je foto’s voelt voor mij als het vluchten van de plek van verstikkend verval.
Weet je welk werk mij het meest ontroert? De foto ‘From Space 2’ waarin je in de muur lijkt te verdwijnen[1]. Het behang slokt jouw bleke naakte lichaam op, je wordt één met de aftandse muur van het vervallen huis. Jouw transformatie van subject naar object, van warmbloedige vrouw naar ijskoude muur.
De duizenden foto’s die je schoot zijn sterk verbonden met hoe jij op dat moment in het leven staat. Waar jij je bevindt en met wie. ‘From Space 2’ maakte jij tijdens jouw tijd op de kunstacademie in Rhodes Island (USA). Jouw studentenkamer bevond zich in een industrieel gebied waardoor je je kon onderdompelen in vervallen panden. Ik vind het betoverend hoe je hier het contrast van zacht (jouw lichaam) en hard (de omgeving) liet ontstaan.
In zeven notitieboeken liet je achter wat je dacht en voelde. Je schreef, tekende en plakte foto’s in. Werden de notitieboeken dagboeken voor jou, Francesca? Een plek waar je ongefilterd, zonder remming en op jouw manier alles kon delen over leven en dood. Over liefde en rouw. Over zijn en niet-zijn.
‘Self-deceit[2]’ vind ik zo’n mysterieuze serie in zijn en niet-zijn. Je gaat het gesprek aan met jezelf en een spiegel. Je kijkt naar jezelf, de spiegel staat symbool voor een blik naar binnen.
Ook draai je de spiegel naar de kijker toe zodat hij/zij naar binnen kan kijken. Je misleidt de kijker door je lichaam naast, achter en voorbij de spiegel te plaatsen. Is de spiegel voor jou een gevaarlijk voorwerp? Een voorwerp waarmee je de kijker bewust een andere kant op laat kijken? Wegkijken van jou, van jouw zijn?
Op 19 januari 1981 sprong je jouw dood tegemoet. Je vader vertelde dat de ontkennende waarde van jouw werk door de kunstwereld en een gebroken hart je tot dit besluit dreven.
De rode draad in jouw jonge leven jeukte, duwde en krabde: beweging, transformatie, vliegen en engelen. Is een gebroken hart de laatste flinke kras geworden? Schreef je hierover in jouw notitieboeken?
Ik zie in jouw werk een empatische en intelligente vrouw die zichzelf onvermoeid bleef zoeken en zoeken. Je liep haar steeds net mis doordat ze verdween of je zag iemand anders in de reflectie van de spiegel. Je vond haar niet…
Dank je voor de beweging, het verval en jouw vrouw-zijn.
Lieve groet, Isabelle
[1] From Space 2, Providence, Rhodes Island, USA, 1976
[2] Self-deceit, Rome, Italië, 1978
_____________________________
In de ‘Zielsportretten’-blogserie schrijft verhalenkunstenaar Isabelle Zumbrink een brief aan vijf vrouwelijke fotografen welke zelfportretten maken/maakten. Isabelle bewondert en analyseert hun portretten, zoekt de raakvlakken tussen haarzelf en hen in het vrouw-zijn en bevraagt ze over hun hart, ziel en passie.
Isabelle schrijft haar eerste brief aan Francesca Woodman, een Amerikaanse fotografe (1958-1981) welke haar lichaam als subject-object verbeeldde.